4. Opname en operatie

Informatie over de opname en operatie

U wordt de dag van uw operatie opgenomen op de afdeling Gynaecologie/ Urologie. U bent gestopt met eventuele bloedverdunnende medicijnen, tenzij de anesthesist iets anders met u heeft afgesproken. Ook is met u besproken dat u op de ochtend van de operatie nuchter moet zijn en welke medicijnen u eventueel wel of niet moet innemen.

Het kan zijn dat u zich om 7.00 uur moet melden, maar als tweede patiënt geopereerd wordt. Op deze manier is er altijd een volgende patiënt aanwezig om te starten als dit eerder mogelijk is.

Voorafgaand aan uw operatie krijgt u voorbereidende medicijnen (premedicatie). Het is belangrijk dat u voor uw operatie nog even plast, zodat uw blaas leeg is. U krijgt operatiekleding aan en steunkousen ter voorkoming van trombose. Omdat u onder algehele verdoving (narcose) wordt geopereerd, mag u geen sieraden, hoortoestel, bril, contactlenzen of gebitsprothese dragen. Een verpleegkundige rijdt u met uw bed naar de voorbereidingsruimte van de operatieafdeling. Hier wordt uw operatie voorbereid, zoals het inbrengen van uw infuus voor het toedienen van vocht en medicatie. Uw bloeddruk wordt gemeten en u krijgt elektroden op uw borst om tijdens de operatie uw hartritme te controleren.
De operatie duurt gemiddeld tussen de 2 en 2,5 uur. Wanneer ook de lymfeklieren worden verwijderd, dan duurt de operatie circa 2,5 tot 3 uur.

Na uw operatie

Na uw operatie ontwaakt u op de uitslaapkamer. Als u wakker bent, gaat u naar de afdeling Gynaecologie/Urologie. Op de afdeling controleert de verpleegkundige regelmatig uw bloeddruk, hartritme, wond en urineproductie. Na uw operatie krijgt u volgens een vast protocol pijnstillers. De pijn die u voelt moet draaglijk zijn. Is dit niet het geval dan kunt u dit het beste aan de verpleging doorgeven. Zij kunnen u dan wellicht zwaardere pijnstilling aanbieden.

Direct na uw operatie heeft u een infuus in uw arm of hand en een blaaskatheter. De eerste dagen na de operatie kan uw urine er bloederig uitzien. Indien nodig spoelt de verpleegkundige de katheter door en geeft u een medicijn tegen blaaskrampen. Soms zit er een zuurstofslangetje in uw neus. U kunt ook last hebben van uw schouders/rug, door het opblazen van uw buik met koolzuurgas (CO2). Deze klachten gaan vaak snel over en bewegen helpt hierbij. U krijgt Microlax mee bij ontslag, indien u 3 dagen geen ontlasting heeft gehad, kunt de Microlax innemen. Wanneer de lymfeklieren verwijderd zijn, krijgt u fistelzakjes mee. Als er lymfevocht lekt via een wondje, kunt u de fistelzakjes gebruiken. Deze krijgt u mee bij ontslag.

Complicaties

Bij elke ingreep kunnen problemen optreden. Ook bij een laparoscopische ingreep kunnen complicaties optreden zoals een nabloeding of wondinfectie. Ook kan het voor komen dat er beschadigingen aan andere organen optreden, zoals uw endeldarm, maar dit is zeer uitzonderlijk.

Tijdens uw opname

Na uw operatie blijft u één tot twee dagen opgenomen:

  • Na de operatie kunt u voorzichtig weer beginnen met eten en drinken.
  • Wanneer u weer normaal eet en drinkt, wordt het infuus verwijderd.
  • U mag de dag na de operatie zitten/lopen naar kunnen.
  • De verpleegkundige legt u uit hoe u zelf uw wondjes en blaaskatheter kunt verzorgen. De verpleegkundige sluit op de dag van ontslag de beenzak en beenbandjes aan.

Pijnstilling

Als u na de operatie pijnklachten ervaart en de pijn niet draaglijk is, dan kunt u dit het beste aan de verpleging doorgeven. Zij kunnen u dan wellicht zwaardere pijnstilling aanbieden.